Tijdschrift Minerva volume 6 nummer 4 mei 2007




Editoriaal: Belangenvermenging: de Californische zon achterna?

Pagina 52 - 52 

Chevalier P., De Meyere M., van Driel M.  


Pneumokokkenvaccinatie bij COPD-patiënten?

Pagina 53 - 55 

Michiels B.  

Deze meta-analyse van vier RCT’s toont aan dat er bij volwassenen met COPD geen wetenschappelijke onderbouwing is om systematisch een polysaccharide pneumokokkenvaccin toe te dienen ter preventie van exacerbaties. De aanbevelingen om wel te vaccineren zijn uitsluitend gebaseerd op observationeel onderzoek.


Primaire preventie van cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit met statines

Pagina 55 - 57 

Lemiengre M.  

Deze meta-analyse toont aan dat bij patiënten zonder bekende cardiovasculaire ziekte een behandeling met statines wel het risico van coronaire en cerebrovasculaire gebeurtenissen kan reduceren, maar niet de mortaliteit. Het effect van statines is afhankelijk van het initiële cardiovasculaire risico. Op basis hiervan zal men al of niet een behandeling met statines opstarten.


Probiotica ter preventie van acute diarree?

Pagina 57 - 59 

Van Winckel M.  

Deze meta-analyse met zeer heterogene studies, hoofdzakelijk uitgevoerd in ‘health care facilities’, toont een gunstig effect van probiotica ter preventie van voornamelijk antibiotica-gerelateerde diarree en in mindere mate van andere vormen van acute diarree. Het effect is groter bij kinderen dan bij volwassenen. Ze beschermen niet tegen reizigersdiarree. Er zijn onvoldoende studies in de eerste lijn. Op basis hiervan zijn er onvoldoende argumenten om probiotica systematisch voor te schrijven ter preventie van acute diarree. Verder onderzoek met de meest beloftevolle probiotica in voldoende hoge dosering is dus aangewezen voordat het routinematige gebruik van probiotica bij een antibioticabehandeling kan aanbevolen worden.


Manipulatie bij acute lagerugpijn en ischias met discusprotrusie

Pagina 59 - 61 

Peers K., Van Wambeke P.  

Deze studie toont aan dat bij patiënten met acute lagerugpijn en ischias met discusprotrusie, vertebrale manipulatie een zinvolle therapie kan zijn ter verlichting van de pijn. Uitgebreid onderzoek met klinisch relevante uitkomsten (levenskwaliteit, fysiek functioneren, werkhervatting) en correcte rapportering van ongewenste effecten is noodzakelijk om de plaats van spinale manipulaties bij acute lagerugpijn en ischias met discusprotrusie te bepalen.


Cognitieve gedragstherapie bij paniekstoornis: 2 jaar later

Pagina 61 - 63 

Luyten P.  

De auteurs van deze studie besluiten dat cognitieve gedragstherapie (CGT) bij paniekstoornissen op lange termijn effectiever is dan een standaardbehandeling. Dit dient echter genuanceerd te worden. Een klinisch significante verandering wordt immers alleen bereikt bij een beperkte groep patiënten en alleen voor de paniekklachten. Door methodologische tekorten en de afwijkende setting zijn de resultaten moeilijk te vertalen naar de klinische praktijk in België.


Een telefoontje van de apotheker: levensverlengend?

Pagina 63 - 65 

Laekeman G.  

Uit deze studie blijkt dat de mortaliteit van patiënten met polyfarmacie daalt wanneer ze naast de twee- tot viermaandelijkse routinebezoeken bij een arts tussendoor worden opgebeld door een apotheker. In hoeverre dit toepasbaar en kosteneffectief is in ons gezondheidszorgsysteem, dient verder onderzocht te worden.


Etoricoxib en diclofenac: dezelfde gastro-intestinale veiligheid?

Pagina 65 - 67 

Chevalier P.  

In deze studie treden bij patiënten ≥50 jaar met reumatoïde artritis of artrose, minder bovenste gastro-intestinale incidenten op met etoricoxib dan met diclofenac. Deze reductie is echter uitsluitend te danken aan een vermindering van het aantal niet-gecompliceerde incidenten. Deze studie heeft veel methodologische en statistische beperkingen: conclusies gebaseerd op secundaire uitkomsten, verschillende doses van etoricoxib tegenover een vaste hoge dosis diclofenac, frequente toediening van een PPI zelfs onder etoricoxib. Het geringe voordeel van etoricoxib, dat bovendien geen nauwkeurige schatting is (NNT 244, maar een betrouwbaarheidsinterval ontbreekt), lijkt dus klinisch weinig relevant. Het eventuele voordeel moet afgewogen worden tegen de bekende cardiovasculaire (en andere) risico’s van de coxibs en enkele andere niet-selectieve NSAID’s.