Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine



Kernboodschappen


Minerva 2005 Volume 4 Nummer 3 Pagina 50 - 50

Zorgberoepen


 
 
 
Veneuze trombo-embolie: Diagnostiek
 
 

 

• Bij patiënten die op basis van een klinische score, een lage voorkans op DVT (5%) en een negatieve D-dimeertest hebben, kan men een DVT redelijkerwijs uitsluiten. Bij patiënten met een hoge voorkans (>15%) kan een DVT worden uitgesloten als de D-dimeertest en een compressie-echografie beide negatief zijn.

 

• Meerdere studies toonden de waarde aan van verschillende onderzoeken als eerste stap in de diagnostiek van longembolie: pulmonaire angiografie, longperfusie scintigrafie en D-dimeertest kunnen op accurate wijze een longembolie uitsluiten. Bij patiënten met een lage voorkans is het bepalen van de D-dimeren de eerste stap. Indien het D-dimeergehalte laag is, kan een longembolie veilig worden uitgesloten. Indien de D-dimeren verhoogd zijn of in geval van een matig of hoog risico van longembolie, is een longperfusie scintigrafie meestal het meest toegankelijke accurate onderzoek.

 

• Patiënten die na een eerste veneuze trombo-embolie gedurende drie maanden met anticoagulantia werden behandeld en drie weken na het stoppen van de behandeling een Ddimeergehalte hebben <250 ng/ml (op basis van een ELISA-test), hebben een geringe kans op een recidief.

 

• De semi-kwantitatieve ELISA-test is de beste test voor de bepaling van D-dimeren bij patiënten bij wie men een diepe veneuze trombose of een longembolie vermoedt: een negatieve testuitslag bij een patiënt met een lage voorkans is een voldoende sterk argument om de diagnose uit te sluiten.

 
 
Preventie van recidieven complicaties
 

 

• Bij patiënten die gedurende ten minste drie maanden voor een idiopathische diepe veneuze trombose waren behandeld, is warfarinetherapie met een lage intensiteit (INR 1,5-2,0) gedurende twee jaar volgend op de behandeling beter dan placebo ter preventie van een recidief (PREVENT-studie). Bij een populatie met waarschijnlijk een hoger uitgangsrisico is anticoagulatie met een hogere intensiteit (INR 2,0 tot 3,0) beter dan met een lage intensiteit (ELATE-studie). Er is geen bewijs voor een betere veiligheid (bloedingen) van een behandeling met een lage intensiteit.

 

• Bij kankerpatiënten die een veneuze trombo-embolie doormaakten, is een voortgezette behandeling (gedurende zes maanden) met heparines met een laag moleculair gewicht (LMWH) effectiever dan met orale anticoagulantia en even veilig.

 
 
Vragen die onbeantwoord blijven
 

 

• Het is nog steeds niet duidelijk wat ter preventie van recidieven de optimale duur is van een behandeling met anticoagulantia.De maximale duur van de studies die dit onderzoeken is twee jaar.

 

• Daarnaast is de voorkeur voor een behandeling met heparines met een laag moleculair gewicht (LMWH) als alternatief voor de klassieke orale anticoagulantia ter preventie van een recidief, alleen bij een zeer specifieke groep patiënten (kankerpatiënten) aangetoond.

Kernboodschappen

Auteurs

Woordenlijst

Codering





Commentaar

Commentaar