Resultaat met woordenlijst ( 9 )


cohortonderzoek
In een prospectief cohortonderzoek worden personen die al dan niet blootgesteld zijn aan een risicofactor (zoals een schadelijke stof of een leefstijlfactor) gedurende lange tijd (meestal jaren) opgevolgd. De onderzochte populatie moet bij aanvang vrij zijn van de te onderzoeken uitkomst, zodat op deze wijze de incidentie van de uitkomst in de groep met blootstelling en de groep zonder blootstelling kan worden berekend. In een retrospectief cohortonderzoek gaat men uit van een groep personen met een bepaalde ziekte of uitkomst (‘cases’). De kenmerken en eerder vastgelegde informatie over vroegere blootstelling aan een mogelijke risicofactor(en) wordt vergeleken met deze van personen zonder de betreffende ziekte of uitkomst (‘controls’). Dit wordt ook wel een case-control onderzoek genoemd.
prospectief cohortonderzoek, retrospectief cohortonderzoek
case-control onderzoek
Aantal resultaten : 9 artikel(s) - 3 bondige bespreking(en)

Het mazelen-bof-rubella-vaccin en autisme

Michiels B.

Minerva 15 07 2019


Deze grote, degelijk uitgevoerde Deense cohortstudie toont aan dat er geen verband is tussen een mazelen-bof-rubella-vaccinatie en de ontwikkeling van autismespectrumstoornis.

Deze cohortstudie met zelfgerapporteerde gegevens van ruim 60 000 voornamelijk blanke volwassenen toont aan dat 1 of 2 sessies per week van fysieke activiteit tijdens de vrije tijd voldoende kan zijn om de globale, cardiovasculaire en kanker gerelateerde mortaliteit te doen dalen, los van het feit of men wel of niet aan de huidige richtlijnen over fysieke activiteit voldoet.

In dit onderzoek wordt voorgesteld om de predictiescores voor arteriële trombo-embolie (bijvoorbeeld CHADS2 en CHA2DS2-VASc) en voor bloedingen (bijvoorbeeld HAS-BLED) bij patiënten onder anticoagulatietherapie (warfarine en dabigatran) voor voorkamerfibrillatie, aan te vullen met observationele gegevens van patiënten in de dagelijkse praktijk. Hierdoor zou men een beter gevalideerde anticoagulatietherapie kunnen instellen die afgestemd is op de individuele patiënt. Dit onderzoek is beperkt door zijn observationeel karakter, maar bevestigt de beperkte predictieve waarde van de scorelijsten.

Prognostische waarde van thuis gemeten bloeddruk

De Cort P.

Minerva 2005 Vol 4 nummer 5 pagina 83 - 84


Dit observationele onderzoek onderbouwt het belang van thuismeting van de bloeddruk, zoals ook wordt beklemtoond in de WVVH-Aanbeveling ‘Hypertensie’. Daarnaast wijst men op het belang van ‘geïsoleerde hypertensie thuis’ of ‘gemaskeerde hypertensie’. Hierover is echter nog onvoldoende wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd, zodat voorlopig geen besluiten voor de praktijk kunnen worden geformuleerd.

Is hoog normale bloeddruk een cardiovasculair risico?

De Cort P.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 5 pagina 267 - 268


Patiënten met ‘hoog normale’ bloeddrukwaarden (systolisch 130-139 mm Hg en diastolisch 85-89 mm Hg) moeten nauwkeurig worden opgevolgd. De huisarts kan alvast starten met een niet-medicamenteuze correctie van alle risicofactoren op hart- en vaatziekten.

De aanpak van primaire hypercholesterolemie anno 2002

Christiaens T.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 87 - 94

De aanpak van secundaire hypercholesterolemie anno 2002

Lemiengre M.

Minerva 2002 Vol 31 nummer 2 pagina 95 - 100

Hormonale substitutie en het risico op borstkanker: de rol van prostagenen

Van den Broecke R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 418 - 420


Indien bij postmemopauzale vrouwen hormonale substitutie is gewenst, dan heeft een behandeling met oestrogenen (EST) de voorkeur. Combinatie met progestagenen geeft een groter risico op borstkanker.

Hormonale substitutie en het risico op borstkanker

Van den Broecke R.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 415 - 417


Hoewel deze studie bijdraagt tot de kennis van de mogelijke neveneffecten van hormonale substitutietherapie (HST), lijken de gegevens toch te bevestigen dat indien er een toename van het risico op borstkanker onder HST bestaat, deze toch zeer beperkt is. Uit ander onderzoek blijkt dat dit niet gepaard gaat met verhoogde mortaliteit.

Hormonale substitutie en het risico op ovariumcarcinoom

Lemiengre M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 9 pagina 421 - 423


Oestrogenen verhogen het risico op endometriumcarcinoom, borstcarcinoom en trombo-embolieën. Deze studie voegt ovariumcarcinomen toe aan het lijstje. Hoewel het risico op ovariumkanker laag is, mag men het zeker opnemen in de overweging bij het voorschrijven van oestrogenen. Men kan zich terecht de vraag stellen welke plaats er nog is voor hormonale substitutie bij de behandeling van de menopauze. Vermoedelijk enkel nog voor een korte periode om ernstige vasomotorische stoornissen te ondervangen.

Vaccineren tegen influenza en pneumokokken bij 65-plussers?

Lemiengre M. , van Driel M.

Minerva 2001 Vol 30 nummer 8 pagina 383 - 384


Deze vroege rapportage brengt voorlopig geen nieuwe gegevens aan die een duidelijkere stelling toelaten over het nut van systematische pneumokokkenvaccinatie dan wat eerder in Minerva is gepubliceerd 2. Pneumokokkenvaccinatie bij risicogroepen (personen met immuunstoornissen, kanker, hart- en longziekten, personen in instellingen, alcoholisten, ...) is mogelijk zinvol. Over het nut van veralgemeende pneumokokkenvaccinatie bij gezonde ouderen kan nog geen onderbouwde aanbeveling worden gedaan.

Compressie-echografie bij diepe veneuze trombose

Lemiengre M.

Minerva 1998 Vol 27 nummer 1 pagina 180 - 184


Men kan bij patiënten die klinisch verdacht zijn van een eerste diepe veneuze trombose een afwachtende houding aannemen wat het starten met antistollingstherapie betreft, wanneer een compressie-echografie negatief is en dit na 5 of 7 dagen wordt bevestigd.