Resultaat op trefwoord : 'botfractuur'


Aantal resultaten : 1 artikel(s) - 7 bondige bespreking(en) - 0 Synthese(s)

Het effect van interventies voor valpreventie bij personen met de ziekte van Parkinson?

Verbeke L. , Milisen K. , Vlaeyen E.

Minerva 21 03 2024


Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review met meta-analyse van de Cochrane Collaboration toont aan dat oefeninterventies bij personen met idiopathische ziekte van Parkinson in een mild tot matig gevorderd stadium een positief effect hebben op het aantal valincidenten maar niet op het aantal vallers (matige bewijskracht). Ook met cholinesterase-inhibitoren zag men een daling van het aantal valincidenten, maar niet van het aantal vallers. De bewijskracht hiervoor was echter laag tot zeer laag en het gunstige effect moet bovendien afgewogen worden tegenover een toename van het aantal milde ongewenste effecten. Het is nog onduidelijk wat het effect is van educatie of educatie in combinatie met oefeningen op het valrisico bij personen met de ziekte van Parkinson.

Deze methodologisch correct uitgevoerde systematische review van RCT’s toont aan dat valrisico-interventies in de woning van oudere personen met een verhoogd valrisico effectief zijn om het aantal valpartijen en het aantal personen dat valt te reduceren. Er is geen effect aangetoond bij een populatie oudere personen zonder verhoogd valrisico. Het is niet duidelijk of hulpmiddelen en voorlichting als geïsoleerde interventies effectief zijn. De belangrijke heterogeniteit van de originele studies op vlak van vaststelling, registratie, analyse en weergave van valincidenten bemoeilijkt de interpretatie van de resultaten.

Bij postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptorpositieve borstkanker die 5 jaar adjuvante hormoontherapie hebben gekregen, levert een aanvullende hormoontherapie met een aromataseremmer gedurende 5 jaar geen voordeel op in vergelijking met aanvullende therapie gedurende 2 jaar, maar wordt die wel geassocieerd met een hoger risico van botbreuken.

Uit deze methodologisch correct opgezette multicenter dubbelblinde RCT met factorieel opzet blijkt dat vitamine D3, omega-3-vetzuren en spierversterkende oefeningen alleen of gecombineerd na 3 jaar geen effect hebben op systolische en diastolische bloeddruk, fysiek prestatievermogen, cognitieve functies, incidentie van niet-vertebrale fracturen en infecties bij gezonde ouderen van 70 jaar en ouder.

Deze update van een systematische review van de Cochrane Collaboration toont aan dat zowel multicomponente als multifactoriële interventies het aantal valincidenten per persoon per jaar verminderen. Multicomponente interventies kunnen ook het aantal personen dat minstens 1 maal valt (het zogenaamde valrisico) verminderen. Met multifactoriële interventies is er mogelijks ook een vermindering in het risico van valgerelateerde fracturen. Voor alle resultaten is de bewijskracht echter gering wegens de lage methodologische kwaliteit van de geïncludeerde studies.

Deze nested case-control studie waarvan de resultaten vaak moeilijk te interpreteren zijn als gevolg van de methodologische beperkingen eigen aan dit soort onderzoek, toont aan dat bij patiënten die bariatrische heelkunde ondergaan het fractuurrisico al vóór de ingreep hoger is dan bij niet-obese controles. In termen van incidentie blijft het fractuurrisico statistisch significant hoger wanneer een biliopancreatische diversie toegepast wordt, een ingreep die malabsorptie veroorzaakt. Voor de andere bariatrische ingrepen geven de resultaten geen uitsluitsel. Bariatrische heelkunde lijkt het fractuurpatroon te veranderen: het aantal fracturen in het distale gedeelte van de onderste ledematen vermindert en het aantal fracturen die eerder verband houden met osteoporose (heup, bekken, dijbeen, bovenste ledematen) neemt toe.

Deze prospectieve studie volgt meer dan 3 000 Deense vrouwen op tussen 40 en 90 jaar zonder diagnose van of behandeling voor osteoporose. Het FRAX-model zonder BMD is niet performanter voor het voorspellen van het fractuurrisico dan andere, meer eenvoudige modellen of dan eenvoudigweg de leeftijd.

HST is niet geïndiceerd voor primaire en secundaire preventie van cardiovasculaire aandoeningen, noch om dementie en cognitief verlies te voorkomen bij postmenopauzale vrouwen. HST is wel effectief voor de preventie van postmenopauzale osteoporotische fracturen. Deze optie is echter alleen te verdedigen bij vrouwen met een belangrijk risico en bij wie andere behandelingen niet mogelijk zijn. Momenteel beschikken we over onvoldoende gegevens om het risico op lange termijn in te schatten voor het gebruik van HST bij peri- of postmenopauzale vrouwen jonger dan 50 jaar.