Tijdschrift Minerva volume 6 nummer 5 juni 2007




Editoriaal: Depressief onderzoek

Pagina 69 - 69 

De Meyere M.  


Multidisciplinaire samenwerking voor depressie

Pagina 70 - 72 

Chevalier P., Roland M.  

Deze meta-analyse toont aan dat multidisciplinaire samenwerking op de eerste lijn nuttig is bij de behandeling van depressie. Een precieze omschrijving van de interventies ontbreekt echter, evenals een duidelijke beschrijving van de behandelingen waarmee vergeleken wordt. Bovendien worden alleen intermediaire uitkomsten gerapporteerd en is het effect op de prognose van de depressie niet bekend. Op basis van deze meta-analyse kunnen daarom geen conclusies voor de praktijk worden geformuleerd.


Combinatie van salmeterol en fluticason: geen reductie van mortaliteit bij COPD

Pagina 72 - 74 

Sturtewagen J.P.  

De TORCH-studie kan bij COPD-patiënten geen reductie van de mortaliteit aantonen bij een behandeling met de combinatie van salmeterol en fluticason vergeleken met placebo of met beide producten in monotherapie. De bestaande richtlijnen over gebruik van inhalatiecorticosteroïden bij COPD blijven daarom gehandhaafd. Er zijn geen argumenten om bij COPD-patiënten systematisch combinatiepreparaten van beta-2-mimetica en corticosteroïden te gebruiken.


Astma en langwerkende bèta2-mimetica

Pagina 74 - 76 

Chevalier P.  

De auteurs van deze meta-analyse, waarin het gewicht van één enkele studie zeer belangrijk (80%) is, besluiten dat bij astmapatiënten langwerkende beta-2-mimetica (LABA) het risico van ernstige exacerbaties en zelfs van overlijden vergroten in vergelijking met placebo. Aangezien volledige individuele gegevens in deze analyse ontbreken, zijn de conclusies - op basis van eveneens zwakke resultaten - weinig betrouwbaar. Een risico kan echter niet worden uitgesloten. Er is veel discussie over een eventueel beschermend effect van inhalatiecorticosteroïden tegen dit risico van LABA. Alhoewel er momenteel onvoldoende harde argumenten zijn om de huidige praktijkrichtlijnen in vraag te stellen, zijn voorzichtigheid en farmacovigilantie nodig. Er is dringend nood aan goede studies die dit verder onderzoeken.


Kan rosiglitazon diabetes voorkomen?

Pagina 77 - 79 

Van Crombrugge P.  

Deze studie toont aan dat bij obese patiënten met gestoorde nuchtere glykemie of gestoorde glucosetolerantie, behandeling gedurende drie jaar met rosiglitazon 8 mg/d de incidentie van diabetes type-2 kan reduceren. Het beschermende effect van rosiglitazon weegt echter niet op tegen de onzekerheid over een langdurige blijvende bescher-ming, het risico van ernstige ongewenste effecten (hartfalen), de hoge kostprijs en de onzekerheid over een bescherming tegen het ontstaan van latere diabetescomplicaties. In de praktijk zal men bij patiënten met gestoorde nuchtere glykemie of glucosetolerantie in de eerste plaats de voordelen van een matige calorierestrictie door gezonde voeding in combinatie met een matige verhoging van fysieke activiteit voorstellen. Enkel voor hoogrisico-patiënten met verdere evolutie van hun glucose-intolerantie kan men een medicamenteuze interventie overwegen. Metformine en acarbose hebben hierbij de voorkeur vanwege hun betere veiligheid.


Behandeling van een eerste acute enkeldistorsie

Pagina 79 - 81 

Wyffels P.  

Deze studie toont aan dat bij jonge patiënten die bij het sporten een enkeldistorsie opliepen een behandeling met een brace en elastisch verband eerder leidt tot herstel van de normale functie dan elk van beide behandelingen afzonderlijk of een gipsimmobilisatie van tien dagen. Er zijn echter methodologische beperkingen en onvoldoende argumenten om de richtlijnen van de WVVH-Aanbeveling Enkeldistorsie aan te passen. Voor een graad I enkeldistorsie (verrekking) rust de patiënt binnen zijn pijngrenzen zonder specifieke behandeling; voor een graad II (partiële of volledige ruptuur) is een tape met niet-elastisch materiaal of een brace aangewezen en voor graad III een totale immobilisatie.


Is kinesitherapie beter dan infiltratie bij epicondylitis?

Pagina 82 - 84 

Vanwelde C.  

Deze studie toont aan dat bij een radiale epicondylitis (tenniselleboog) kinesitherapie na zes weken meer globale verbetering geeft dan een afwachtende houding en op lange termijn (52 weken) beter is dan een infiltratie met corticosteroïden. Op lange termijn echter (52 weken) is kinesitherapie niet beter dan een afwachtende houding en geeft een afwachtende houding een beter resultaat dan infiltraties met corticosteroïden. Het hoge aantal recidieven bij infiltraties is een reden om hiermee voorzichtig te zijn. Bij veel pijn en/of belangrijke functionele beperkingen kan voor een effect op korte termijn kinesitherapie overwogen worden.