Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine



ß-blokkers in de primaire preventie van hartfalen bij patiënten met hypertensie


Minerva 2009 Volume 8 Nummer 5 Pagina 70 - 70

Zorgberoepen


Duiding van
Bangalore S, Wild D, Parkar S, et al. Beta-blockers for primary prevention of heart failure in patients with hypertension. J Am Coll Cardiol 2008;52:1062-72.


Besluit
Deze meta-analyse toont geen meerwaarde aan van ß-blokkers voor hartfalen ten opzichte van andere bloeddrukverlagende geneesmiddelen. In de praktijk is het echter zo dat ß-blokkers voor de behandeling van hypertensie als eerste keuze beter voorzichtig gebruikt worden bij ouderen.


 

Het vervolg op...

In deze Minervarubriek brengt de redactie in het kort nieuwe studies over onderwerpen die reeds eerder in Minerva verschenen. De redactie meent dat deze nieuwe studies geen volledige analyse vragen, maar toch de moeite zijn om onder uw aandacht te brengen. We kaderen de nieuwe gegevens in de eerder gepubliceerde Minervabesprekingen

 

Minerva besprak recent drie meta-analyses die argumenteren dat het gebruik van een hydrofiele ß-blokker in geval van essentiële hypertensie bij 60-plussers niet langer eerste keuze is (1). Messerli was de eerste die in dit verband een waarschuwende vinger opstak (2). Aanleiding hiervoor was dat men tot op heden in de V.S. nog steeds zeer veel ß-blokkers voorschrijft als primaire preventie van CVA en totale mortaliteit bij niet-gecompliceerde hypertensiepatiënten.

Daarom springt hij terug op de barricades als mede-auteur van een nieuw literatuuronderzoek (3). De auteurs focussen deze keer op de eventuele preventie van hartfalen door middel van ß-blokkers (primaire uitkomstmaat). Deze degelijke meta-analyse includeert 12 RCT’s met 112 177 hypertensiepatiënten met een gemiddelde leeftijd tussen 52 tot 76 jaar en gemiddelde systolische bloeddruk van 172 mmHg (149-197) en gemiddelde diastolische bloeddruk van 96 mmHg (86-108). Resultaat: het bloeddrukverlagende effect van de ß-blokkers is gelijkaardig aan dat van alle andere middelen. Dit resulteert in een gelijke reductie van hartfalen, zowel bij jongere als bij oudere patiënten. In 66% van de gevallen is de gebruikte ß-blokker het hydrofiele atenolol.

Bij patiënten jonger dan 60 jaar behandeld met een ß-blokker was er een significante reductie van het aantal CVA’s (secundaire eindpunt) (RR 0,78; 95% BI van 0,65 tot 0,94), maar bij ouderen was er een toename (RR 1,19; 95% BI van 1,11 tot ,28). Voor de andere secundaire eindpunten (totale sterfte, cardiovasculaire sterfte, fataal plus niet-fataal hartinfarct en beroerte) waren er geen verschillen, noch met de verschillende geneesmiddelen, noch bij jongeren of oudere patiënten. Eerder verwarrend zijn de plots die de correlatie weergeven tussen RRR van hartfalen en bloeddruk en duur van follow-up. De significanties en de grootte van de correlatiecoëfficiënten zijn niet vermeld. Nochtans vermoedt de aandachtige lezer met één oogopslag dat ze niet significant zullen zijn.

 

Besluit

Deze meta-analyse toont geen meerwaarde aan van ß-blokkers voor hartfalen ten opzichte van andere bloeddrukverlagende geneesmiddelen. In de praktijk is het echter zo dat ß-blokkers voor de behandeling van hypertensie als eerste keuze beter voorzichtig gebruikt worden bij ouderen.

 

  

Referenties

  1. De Cort P. ß-blokkers bij hypertensiepatiënten jonger of ouder dan 60 jaar. Minerva 2007;6(3):36-8.
  2. De Cort P. Zijn ß-blokkers nog eerste keus bij primaire hypertensie? Minerva 2006;5(4):53-5.
  3. Bangalore S, Wild D, Parkar S, et al. Beta-blockers for primary prevention of heart failure in patients with hypertension. J Am Coll Cardiol 2008;52:1062-72.

 

ß-blokkers in de primaire preventie van hartfalen bij patiënten met hypertensie

Auteurs

De Cort P.
em. Huisartsgeneeskunde, KU Leuven
COI :

Woordenlijst

Codering





Commentaar

Commentaar