Tijdschrift voor Evidence-Based Medicine



Publiciteit en geneesmiddelengebruik: een sterke band


Minerva 2004 Volume 3 Nummer 9 Pagina 137 - 137

Zorgberoepen




Wie objectieve informatie over geneesmiddelen wil, kan die vinden. Naast Minerva is er bijvoorbeeld het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI). Als we steunen op het aantal abonnees, de opinie van de lezers en de belangstelling voor de websites kunnen we concluderen dat velen de weg naar deze bronnen gevonden hebben (1). Evenals Minerva en het BCFI probeert de farmaceutische industrie haar (publicitaire) informatie te staven met referenties uit de internationale literatuur. Alles oogt dus wetenschappelijk (EBM). Maar, uit een recente studie bleek dat 69% van de publicitaire informatie over antihypertensiva niet correct onderbouwd was (2-3). Welke vragen moeten we ons nu stellen bij het beoordelen van publicitaire informatie: In hoeverre hebben de geciteerde referenties betrekking op de geclaimde uitspraak? In welke mate stemt de opzet van de gerefereerde studie overeen met de vermelde eigenschappen en indicaties? Wat is de waarde van extrapolaties uit in vitro onderzoek? Hoe homogeen is de groep patiënten naar wie verwezen wordt? Het is belangrijk om niet zomaar te veralgemenen en waakzaam te blijven bij publiciteit die door literatuurverwijzingen wordt ‘onderbouwd’.

 

Maar waar staat in dit verhaal de consument-patiënt? In België mag publiciteit naar het publiek enkel voor geneesmiddelen die vrij zijn van voorschrift. Een commissie van het Ministerie van Volksgezondheid beoordeelt elk ontwerp van tv-reclame. Reclame die rechtstreeks aan de patiënt is gericht (‘Direct to Consumer Advertising’) over geneesmiddelen op voorschrift is bij ons nog onbekend. In de Verenigde Staten leven patiënten al minstens tien jaar met dit gegeven. Voorwaarde om de publiciteit te mogen verspreiden is wel dat op een adequate wijze de belangrijkste risico’s, nevenwerkingen, contra-indicaties en gegevens over klinische werkzaamheid worden vermeld. Er is echter discussie over hoe we ‘adequaat’ moeten interpreteren 4.Tussen 1996 en 2000 steeg de financiële investering in ‘Direct to Consumer Advertising’ met 312% (van 791 tot 2 467 miljoen dollar). Het bedrag dat werd uitgegeven aan tv-reclame steeg met een factor 7 (van 220 tot 1 574 miljoen dollar). In de top vijf van in 2000 op deze wijze aangeprezen geneesmiddelen staan Vioxx® (161 miljoen dollar), de PPI Prilosec®, Claritine®, het anxiolyticum Paxil® en Zocor®. In hetzelfde jaar werd 13,24 miljard dollar uitgegeven aan publiciteit voor professionelen, een stijging met een factor 1,6 ten opzichte van 1996 (4).

 

In hoeverre loont al dat reclamegeweld? Canadese onderzoekers bestudeerden de invloed van tv-reclame op het gedrag van patiënten in twee staten die blootgesteld waren aan Amerikaanse tv-spots (5). Zij concludeerden dat meer tv-spots gepaard ging met een significant hogere vraag naar geneesmiddelen (OR 2,0; 95% BI 1,3-3,1), waarbij de gepromote geneesmiddelen het beter deden. Zij stelden tevens vast dat patiënten gemakkelijker een voorschrift vroegen voor een geneesmiddel dat ze kenden via televisie (OR 2,8; 95% BI 1,6-4,9). Patiënten identificeerden hun klachten meer als te behandelen met het geadverteerde geneesmiddel (OR 4,6; 95% BI 2,5-8,5). Maar zij waren wel zo eerlijk om de tvreclame ter sprake te brengen tijdens de consultatie (OR 3,9; 95% BI 2,2-7,0). Dat was ook het geval in de regio met minder tv-reclame (OR 4,1; 95% BI 1,3-13,6). Er is dus zeker een invloed van tv-spots op het gedrag van de patiënt. De investeringen worden terugbetaald: voor iedere dollar die aan tv-reclame wordt gespendeerd, keert er 1,69 dollar terug naar de firma (6).

 

Verdedigers van ‘Direct to Consumer Advertising’ wijzen op de mogelijke educatieve waarde van de spots en de ‘selfempowerment’ van de patiënt. De educatieve uitdagingen blijven evenwel grotendeels onbenut en de informatie is gekleurd. De patiënt krijgt informatie over de voordelen, maar te weinig over de beperkte kans op succes (7).Men argumenteert dat de arts nog steeds de centrale figuur is in het voorschrijfproces, waarbij het voorschrift totstandkomt na een grondig gesprek. Volgens hen wordt de arts-patiëntrelatie meer volwassen en zal de patiënt zijn medicatie ook trouwer innemen (8). Patiënten worden in ieder geval op hun wenken bediend. De gemiddelde Amerikaanse tv-kijker ziet per dag negen tv-spots over voorschriftplichtige geneesmiddelen. In dergelijke omstandigheden is de overgang van ‘a pill for every ill’ naar ‘an ill for every pill’ steeds waarschijnlijker (9). België heeft een relatief hoog geneesmiddelengebruik. Er bestaat in Vlaanderen bij adolescenten een rechtstreeks verband tussen tv-kijken en gebruik van voorschriftvrije analgetica. Dit verband blijft na correctie voor mogelijke andere factoren zoals computergebruik en surfen op het internet (10). We kunnen dus zeker een invloed van tv-advertenties verwachten. Voorlopig houdt Europa de boot af.

 

G. Laekeman

 

Literatuur

  1. Laekeman G, Billiet J, Bouffioux ML, Bogaert M. Folia en Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium: opinie lezers bemoedigt en verrast. Tijdschr Geneeskd 2004 (in press).
  2. Villanueva P, Peiro S, Librero J, Pereiro I. Accuracy of pharmaceutical advertisements in medical journals. Lancet 2003;361:27-32.
  3. Publicité pharmaceutiques: le trompe-l’oeil des références bibliographiques. Rev Prescr 2003;23:701.
  4. Rosenthal MB, Berndt ER, Donohue JM, et al. Promotion of prescription drugs to consumers. N Engl J Med 2002;346:498-505.
  5. Mintzes B, Barer ML, Kravitz RL, et al. How does direct-to-consumer- advertising (DTCA) affect prescribing? A survey in primary care environments with and without legal DTCA. CMAJ 2003;169:405-12.
  6. Europe on the brink of direct-to-consumer drug advertising. Lancet 2002;359:1709.
  7. Wolfe SM. Direct-To-Consumer Advertising - Education or emotion promotion? N Engl J Med 2002;346:524-6.
  8. Homer AF. Direct-To-Consumer Advertising - Strengthening our health care system. N Engl J Med 2002;346:526-8.
  9. Mintzes B. Direct to consumer advertising is medicalising normal human experience. BMJ 2002;324:908-9.
  10. Van Den Bulck J, Leemans L, Laekeman G. Television and adolescent use of over the counter analgesic agents. Ann Pharmacother (in press).
Publiciteit en geneesmiddelengebruik: een sterke band

Auteurs

Laekeman G.
em. Klinische Farmacologie en Farmacotherapie, KU Leuven
COI :

Woordenlijst

Codering





Commentaar

Commentaar